De
uytwazemingen uyt onze lichamen door eene gelykenis verklaart. Vet-deelen, die ook uytwaassemen, en op het aangezicht blyven zitten, voor het Vergroot-glas bezien. De huyd van het buytenste en binnenste der handen, vingeren, armen, afgeschrapt, en door het Vergroot-glas onderzocht. Geen spaatzie in de huyd, of daar zyn vaatjens, waar door de vocht en het vet uytgestooten worden.
Die vaatjens met schobbetjens bekleedt. Wydte van die vaatjens. Maar door die vaatjens, als ze voor het Vergroot-glas staan, dan men doorgaans niet zien; om dat ze toegevouwen leggen.
Andere openingen in de huyd, veel dunder als die vaatjens. Hoe door de beweeging en wryving de huyd, voornamentlyk binnen de hand, afslyt; en de vaatjens daar door grooter worden.
Bewezen dat de vaatjens, die de huyd uytmaaken, zich toesluyten als ze geen vocht uytstooten: anders zoude de koude en vochtige lucht daar indringen.
Een schoon glas van tyd tot tyd, en minder als een vierde van een minuit gewacht hebbende, tegen het aangezicht gedrukt: waar op dan een overgroot getal van zeer kleyne vet deelen was te zien.
Een minuit, en een half uur gewacht met het glas tegen het aangezicht te drukken: ongelooftelyke menigte van vet-deelen, die de laatste reize aan het glas zaten. Een klein gedeelte van de huyd, met de gemelde vaatjens, afgebeeldt.
Stukjens, met de derde sneede van de huyd gesneeden, en afgebeeldt. Andere stukjens, met de tweede en derde sneede van de huyd gesneden; waar in de doorgesnedene vaatjens klaarlyk te bekennen waren. Groote menigte van zweet-vaatjens in de huyd.
De putjens, binnen in de hand staande, beschouwt. Openingen daar in gezien, en waar toe dienende?
De vet-deelen aan het glas, dat tegen het aangezicht gedrukt was, afgetekend. Aanmerking op het groot getal der vet-deelen, en waterachtige vochten, die uyt ons lichaam uytwaassemen. De openingen, or gaatjens, van de huyd staan niet altyd open; maar sluyten zich toe, als ze geene stoffe uytvoeren.
Hier door word belet, dat 'er geen vocht van buyten in 't lichaam kan dringen. Stukjens van den nagel gesneden. Onbedenkelyk veele zeer kleine openingen daar in gezien. Die openingen konnen geene vaten genoemt worden, om dat ze geene sappen overvoeren. Waarom de vaatjens in de huyd zoo ordentelyk niet schynen te leggen. De ongelykheit van de huyd maakt dat we de openingen zoo wel niet konnen zien.
Het getal der vaatjens, die in eenen duym, in eenen voet, in eenen quadraatvoet, in een mans lichaam staan, naar de kunst uytgerekent. Ook uytgecyfert hoe out een mensch moet zyn, eer dat zyn hert zoo veele pols-slagen heeft te weeg gebragt, als 'er openingen of vaatjens zyn in zyne huyt.
Hoe men zich het maakzel van de huyt moet verbeelden. De huyt van twee speenen van een Koe dun afgesneden, en opgespannen: waar in de menigvuldige openingen noch klaarer zyn gezien; en ordentlyker stonden. Het overgroot getal der vaatjens, die in de huyt zyn, nochmaal aangetoont. Hier uyt is het ligt te begrypen hoe dat de kleynste Schepzels, de Luys, de Vlooy, enz. haar voetzel uyt de huyt der Dieren haalen: als behoevende geene nieuwe gaatjens daar in te maaken; maar alleenlyk door de gaatjens van de huyt haare angels heene te steeken; en alzoo de kleyne bloed-vaatjens te quetzen.